Op 25 maart 2019 heeft Minister Ollongren de schriftelijke vragen van de Eerste Kamer van 9 maart jl. over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen beantwoord.
In de beantwoording gaat de minister nadrukkelijk in op de wijze waarop de aansprakelijk voor gebreken nu en na invoering van de Wkb werkt. Van belang is dat het ook na invoering van de Wkb aan de opdrachtgever is om aan te tonen dat er sprake is van een gebrek. Alleen als dat het geval is, is het aan de aannemer om te bewijzen dat een eventueel gebrek niet aan hem is toe te rekenen. De minister geeft aan dat er bijvoorbeeld geen sprake van toerekenbaarheid kan zijn als een door de aannemer gegeven waarschuwing door de opdrachtgever in de wind wordt geslagen.
Naast aansprakelijkheid van de aannemer en adviseurs wordt in de brief uitgebreid ingegaan op de onafhankelijkheid van kwaliteitsborger, de gevolgen voor de leges, proefprojecten, het bestuursakkoord en de relatie tussen werkzaamheden van gemeenten en kwaliteitsborgers.
Op de vraag van het CDA waarom de wet eerst moet worden aangenomen alvorens met proefprojecten gestart kan worden, geeft de minister een antwoord dat waarschijnlijk bij alle partijen gedragen zal worden: zonder wet geen duidelijkheid! Uit de antwoorden blijkt dat dit ook voor het ministerie zelf het geval is: een groot deel van de resterend punten kan en zal pas kunnen worden ingevuld nadat er duidelijkheid is over de wet.
De Eerste Kamer is voornemens de wet nog voor installatie van de nieuwe Eerste Kamer (11 juni 2019) te behandelen.
Via deze link kan de brief worden gedownload.